De omgeving van het centrum‎ > ‎De burchtruïne‎ > ‎

Deel 4

Een romanesk verhaal over de ultieme belegering van de burcht

Tot er nog slechts een hoop

zwartgeblakerde stenen overbleef

 
 
Voorwoord:
Wat je hierna te lezen krijgt is een evocatie, een reconstructie, van een voor de burcht zeer belangrijke gebeurtenis. Maar het verhaal speelt zich af in 1657 en toen was de fotografie nog niet uitgevonden, terwijl de redactie van "Destijds... in Herbeumont" ook niet over ander illustratiemateriaal beschikt om het hierna gebrachte verhaal wat op de fleuren.
 
Daarom deze oproep: Wie voelt zich geroepen om aan de hand van dit verhaal en ter illustratie ervan, enkele tekeningen te maken om in de website op te nemen ? Wie neemt de handschoep op en draagt aldus zijn steentje bij bij het verder uitbouwen van deze website ? Wanneer je deze tekeningen naar de redactie doormailt, dan zullen ze zeker in dank worden aanvaard. Meteen is dat ook een manier om je kunstige prestaties aan een breder publiek te tonen.

We schrijven 1657, de Noord-Franse stad Montmédy (35 km ten zuiden van de Abdij van Orvall, 24 km ten zuidwesten van Virton) bezwijkt onder de verpletterende aanval met de koninklijke troepen van Lodewijk XIV die zelf ter plaatse de geur van zijn overwinning kwam opsnuiven in een decor van ruïnes en lijken.

De koningin-moeder was op dat moment te Sedan en er werd aangenomen dat de koning daar zijn moeder ging vervoegen. Althans, dat was de mening van de over het gebied heersende kasteelheer van Herbeumont.

Hij had het stoutmoedige plan opgevat om de monarch te verrassen: vijfentwintig mannen zouden volstaan om Zijne Majesteit te overmeesteren en onschadelijk te maken. Zo vermoedde de meester des huizes en bijna werd dat bewaarheid.

Zijn Majesteit werd op weg van Montmédy naar Sedan onderschept door de wetsdienaars van kapitein De Valensard van Herbeumont. De musketiers van de koninklijke wacht waren echter op hun hoede: Na een kort gevecht van man tegen man bevrijdden ze de Koning en slaagden ze erin om elf gevangenen te maken.

Deze elf zouden hun lot niet ontlopen: in Sedan wachtte hen de strop. Eén van hen had echter de handgeschreven opdracht voor deze aanval bij zich waardoor ze genade verkregen en behouden naar huis mochten terugkeren. Wel besloot Lodewijk XIV wraak te nemen op de kleinde landjonker die het op zijn leven had gemund. Die moest en zou de prijs betalen: zijn laatste uur was geslagen.

Uitkijktoren
Van op de hoogste uitkijktoren van het kasteel van Herbeumont speurt de schildwacht de omgeving af, zoals dat sinds de eerste Heer van Herbeumont het geval was. Ondertussen weegt een niet te definiëren onbehaaglijk gevoel op mens en dingen, vergelijkbaar met een dreigend onweer dat in de lucht hangt en waarvan men het verloop niet kan inschatten.

Het is overduidelijk dat de Koning plannen heeft om de smadelijke aanval die hen op weg naar Sedan is overkomen, te wreken. Hij en Hij alleen zal bepalen waar en wanneer hij zal toeslaan. Aan vergelingsmaatregelen valt nu eenmaal niet te ontsnappen.

Plots klinkt een schot uit de richting van Conques. De schildwacht blijft even onbeweeglijk maar zet daarna zijn bewakingsronde verder. Hij is niet meteen in paniek: een vuursalvo houdt namelijk niet meteen een gevaar in. Misschien wel een eenzame jager die zijn kruit verschiet op een hert of op een everzwijn.

Maar toch blijkt er ies loos in het bos. Er klinkt plots een oorverdovend muskettensalvo dat niets aan de verbeelding overlaat. Staat daar warempel een vijandig detachement aan de poorten van de burcht !

Van buiten de burcht klinkt herhaaldelijk het bevel om de ophaalbrug neer te laten, doch de artilleristen van de burcht wachten vanuit de hoogte rustig af.

Beneden schuiven de schaduwen van Lodewijks voetknechten voorbij. Ze wachten op het teken om ten aanval over te gaan. Ze wachten tot de kanonskogels gaten hebben geslageni n de verdedigingsmuur.

Verstomming

In het kasteel heerst verstomming. Iedereen is op post. De haakbussen en de enkele kanonnen die de verdediging van de burcht uitmaken, worden geladen.

Opnieuw klinken er vuurschoten. En dat blijft zich herhalen. Gedurende verschillende dagen zal de vijand de burcht bestoken. Telkens er achter de kapotgeschoten muren iets beweegt, weerklinken er sporadische bombardementen. Tekenen van leven worden echter steeds zeldzamer. Weldra zal de grote stilte invallen: een stilte die nog dieper zal zijn dan de stilte van een graf.

Aan de trouwe onderdanen zal het echter niet liggen. Ze doen het bovenmenselijke om tegenover hun Heer en Meester de schijn van praal en luister op te houden. Maar de situatie is onhoudbaar en de wankele muren dreigen elk moment de mensen te verpletteren die ze proberen in stand te houden.

Op een bepaald moment bleef niets anders over dan zich tot de Heer te richten met de onheilsboodschap dat zijn gemalin niet langer veilig is in de burcht. Ze verzoeken hem voor haar een veilige schuilplaats te zoeken.

Er wordt voorgesteld om haar onder te brengen in een spelonk in een flank van de heuvel die veilig is voor de mens en die haar beschermt tegen de kogels.

De Heer geeft zijn akkoord en gebiedt een ploeg samen te stellen met de opdracht haar zo goed als mogelijk te dienen. In het woud is er voldoende voedsel te vinden om te overleven en het water uit de bron is fris als de dauw.

"Op die manier zullen we ons gemakkelijker kunnen verdedigen en wie weet zal ons uithoudingsvermogen het halen op die van de vijand." Met spijt in het hart en met een krop in de keel stemt de Heer toe. Het valt hem echter zwaar om gescheiden te worden van de persoon die in de moeilijkste momenten steeds zijn grootste toeverlaat is geweest. Maar hij beseft dat de kapotgeschoten muren het elk moment konden begeven, als de sluitsteen van een graf.

Grot

De kasteelvrouw daalt af in de grot. Maar helaas: niettegenstaande de varens, bremstruiken en kostbare gewevedn stoffen die haar slaapstede betrekken, zorgen water en ijzige kou voor haast bevroren ledematen. Als de schare zonnestralen zich verwaardigen de tralies van haar takkencel te beschijnen, blijft ze uren onbeweeglijk zitten met een starende blik naar de einder, zo ver de bossen zich uitstrekken en het zilveren lint van de immer stromende rivier onder haar.

Men maakt voor haar op een kunstige wijze lijsters en patrijzen, of een hazen- of everzwijnengebraad, maar het smaakt haar niet. Ze beperkt haar maaltijden tot een beetje bronwater en een zure vrucht die ze vond in het bos.

Haar gezicht wordt bleker en bleker: even bleek als de waskaars die in de kasteelkapel brandde sinds het ongeluk haar boven het hoofd hangt...

... Het wordt tijd dat er een einde komt aan de belegering want het moreel van de verdedigers van de burcht verzwakt zienderogen. Tot op een dag waarbij men denkt dat de omsingeling eindelijk doorbroken is. Er valt daarboven geen levende ziel meer te bekennnen en de vuren waarin de kanonkogels verhit werden, blijken te zijn gedoofd.

Maar door wie kan de omsingeling dan wel doorbroken zijn ? Dit moet wel een valstrik zijn.

De schildwacht haast zich naar de top van een kapotgeschoten uitkijktoren. Hij bemerkt dat de Fransen het dorp plunderen en hun geschut op het kasteel richten. Wat er nog recht van het garnizoen van Herbeumont, groepeert zich aan de slotpoort.

Er blijven slechts twee tonnen poeder en evenveel kanonnen over. Die zullen ze gebruiken op het moment dat de Fransen zich op schootsafstand bevinden. In afwachting laadt men de twee dozijn musketten op die aan de vernieling zijn ontsnapt.

Plots schetteren de trompetten. De beslissende aanval wordt ingezet. De vijand rukt opnieuw op.

Dit is het moment waarop de kapitein heeft gewacht: de Fransen sneuvelen bij bosjes. Als de wapens zijn herladen, staan er nieuwe rijen, ze komen als golven en met veelvouden van tien. Doch: verdere weerstand is nutteloos. De machtsverhoudingen verschillen te sterk.

Woedend over de ultieme weerstand richten de artillerietroepen van Lodewijk XIV een kanon pal op de slotpoort. Kort daarop volgt een ontstekingsvlam en een explosie: de burcht davert op haar grondvesten.

Voltreffer

Een voltreffer zet het munitiedepot in vuur en vlam. Gedurende enkele seconden wandkelen de kasteelmuren op hun fundamenten, om dan in een enorme stofwolk als een kaartenhuisje in elkaar te storten. Dit is nu echt het einde want het mooie en fiere kasteel van Herbeumont ligt in puin. Zij die het kasteel hebben willen redden, rusten uiteindelijk in een graf dat bedolven is onder een massa stenen.

Alleen de kasteelvrouw blijft gespaard. Vanuit haar grot volgt ze met angste oren de strijd die in haar voorouderlijke verblijfplaats wordt uitgevochten. Rondom haar regent het weggeslingerde brokstukken. Wanneer ze beseft dat alles is verloren, weent ze bittere tranen. Zij zal moeten afscheid nemen van de plek waar voor haar alles begon... en eindigt. Niemand uit haar vertrouwde omgeving zal ze nog terugzien.

Uiteindelijk weet niemand wat er van haar geworden is. Alleen haar schuilplaats in de rots bleef over. Sindsdien draagt deze grot de naam "vrouwenbed".

Verwaarloosde akkers

Zachtjes bekomt het dorp van de gebeurtenissen. De Fransen zijn vertrokken en de plaatselijke bevolking hervat het werk op de verwaarloosde akkers. Er is dan ook geen enkel alternatief om aan de knagende honger en de armoede te ontsnappen.

Wanneer de avond valt blijft van het roemruchtige kasteel niet meer over dan een sinistere hoop zwartgeblakerde stenen.

Zo is het verleden. Ja het verleden is dood! Dood en vergeten is ook de versterkte burcht die als een arendsnest vastzat hoog in de ronde heuvel. Vergeten zijn ook diegenen die door hun onverschrokkenheid het kloppende hart levenskracht gaf. Alleen de zwarte rots, de lucht en de rivier blijven over. De rivier met zijn eeuwighdurende universele taal, als een onsterfelijk liefdeslid.

PS: Op welke manier is niet duidelijk, maar de kapitein van de burcht, Heer De Valensard, ontsnapte en vluchtte naar het kasteel van het nabijgelegen Cugnon. Hij ligt er begraven op het plaatselijke kerkhof.

Uit deel 1 van de monografie "Herbeumont, village d’Ardenne" van Joseph Hardy. Met dank aan Geert van Nuffel die in het jaar 2000 instond voor de vertaling van deze oorspronkelijk en niet zo eenvoudig te vertalen Franstalige tekst.